De 10 beste winkelsteden ter wereld

Economie
zaterdag, 26 februari 2011 om 00:00
welingelichtekringen header 1
In welke steden kun je het beste shoppen?
  1. Londen is de onbetwiste nummer 1. Buitenlanders die de stad bezoeken - vooral Chinezen - geven er steeds meer geld uit. Harrods is er vorig jaar voor het eerst in geslaagd om voor meer dan 1 miljard pond aan goederen te verkopen. Consumenten en toeristen gaven er in 2010 75 miljard euro uit.
  2. Tokio staat op de 2e plaats met 71,78 miljard euro
  3. New York rukt op van de 5e naar de 3e plaats (54,89 miljard)
  4. Parijs gaat er 1 plaats op achteruitgaat (54,46 miljard).
  5. Los Angeles
  6. Hongkong
  7. Singapore
  8. Dubai (de grootste klimmer, van de 20e naar de 8e plaats)
  9. Sydney
  10. Milaan
Amsterdam eindigde op de 16e plaats.
Ook wat e-commerce betreft, scoort Londen het hoogst. Maar liefst 15,5% van de verkoop vindt plaats via het internet. Volgens Tina Spooner, directeur informatie van het onderzoeksbureau IMRG, is het niet verwonderlijk dat de onlineverkoop het zo goed doet in Londen: de Britse e-commercemarkt is de op één na grootste ter wereld, na de Verenigde Staten.
Londen is ook koploper wat betreft het aantal merken dat er minstens één winkel heeft. Liefst 138 van de 250 grote merken van confectiekleding, huishoudelektro en schoonheidsproducten zijn er vertegenwoordigd. In totaal zijn er 26.090 winkels gevestigd. Met zijn 11 miljoen inwoners heeft Londen dus 2,19 winkels per 1.000 inwoners.
Op het vlak van mode is Londen ook nummer 1. In 2010 besteedden inwoners en toeristen er gemiddeld 18,8 miljard pond aan. Dat is 45% meer dan in Parijs en 59% meer dan in New York.
De andere grote steden doen het beter met elektronica, schoonheidsproducten en vrijetijdsbesteding. Voor elektronica is Tokio de koploper. In 2010 werd er voor 9,5 miljard euro aan elektronica verkocht. Parijs loopt voorop op het gebied van gezondheids- en schoonheidsproducten (12,3 miljard euro). En New York spant de kroon op het gebied van binnenhuisinrichting (8,5 miljard pond).
Bron(nen): De Tijd