Waarom het ingaan van de zomertijd eigenlijk niet zo'n probleem is

Samenleving
zaterdag, 24 maart 2018 om 11:03
welingelichtekringen header 1
Dit weekend gaat de zomertijd in. De klok wordt een uur vooruit gezet. Daardoor is het 's avonds een uur langer licht. Maar helaas kost dat ons wel een uur slaap. Er wordt al jaren gepleit voor de afschaffing van de zomertijd. Het belangrijkste argument, namelijk dat het zou leiden tot energiebesparing, gaar immers niet meer op. Een van de grootste pleitbezorgers van het einde van de zomertijd is Europarlementariër Annie Schreijer-Pierik. In het AD legt ze nog één keer uit waarom. "Ochtendfiles rijden langer in het donker, wat gevaarlijker is voor het verkeer. Avondfiles rijden meer in ozon-hitte, wat schadelijker is voor het klimaat. Biologische klokken raken ontregeld, wat lastiger is voor gezinnen en veehouderijen. Afspraken worden gemist, oude klokken gaan kapot door het gepruts aan de wijzers. Noem maar op.”
Maar klopt dat wel. Navraag van de krant bij een melkveehouder leert dat de koeien er in twee dagen aan gewend zijn. De woordvoerder van een ziekenhuis geeft eveneens aan dat het in de praktijk eigenlijk nooit een probleem is. En ook twee leidinggevenden van een kinderdagverblijf laten weten dat kinderen geen ander gedrag vertonen in de week na het ingaan van de zomertijd.
Dan blijft over, het argument van chronobioloog prof. Dr. Domien Beersma van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij stelt dat uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat door zomer- en wintertijd meer mensen door hartaanvallen worden getroffen. Dat zou komen door een verstoring van het bioritme. Maar Beersma zegt dan weer dat we eigenlijk het hele jaar door meer rekening zouden moeten houden met ons chronotype, dus of we avond- of ochtendmensen zijn. "Ik zeg: laat mensen werken wanneer ze dat het beste past. Dat levert niet alleen gezondheidswinst op, maar ook economisch voordeel. Als we niet allemaal om negen uur beginnen met werken, staan we minder lang in de file, bijvoorbeeld,” aldus Beersma.
Bron(nen): AD