Sneeuw vormt zich voor het eerst in de wolken. Als onder de 0 graden is, bevriest de waterdamp die in wolken zit.
Op weg naar beneden komen deze in aanraking met stofdeeltjes als zand, rook en as deeltjes die in de lucht zweven. Zo groeien de ijskristallen geleidelijk aan tot sneeuwkristallen. Deze nemen allerlei vormen aan, maar ze zijn altijd zespuntig. Wanneer het gaat waaien, plakken de sneeuwsterren op weg naar beneden aan elkaar en vormen zij samen een vlok.
Deze vlokken zijn onregelmatig, groot of klein, en dwarrelen één voor één naar beneden wanneer het windstil is.
Hagelstenen zijn stukjes ijs die op zeer grote hoogte ontstaan, omdat daar de lucht erg koud is. In de zomer bijvoorbeeld, wanneer het voor een onweersbui erg warm is, dan stijgt de wind krachtig op, waardoor de wolken plotseling enorm omhoog geblazen worden. Hierdoor bevriezen de waterdruppels, ze klonteren samen en worden hagelstenen.
