Fobieën en de behoefte aan controle

Samenleving
dinsdag, 29 mei 2012 om 00:00
welingelichtekringen header 1
De meesten van ons vinden dat ze zichzelf en hun leven aardig onder controle hebben. De behoefte aan controle verschilt wel van persoon tot persoon. Sommigen raken van slag als het avondeten om 18u15 op tafel staat in plaats van om 18u, terwijl anderen constant afspraken vergeten, rekeningen niet op tijd betalen, ... en daar niet mee zitten.
Mensen met een fobie zijn vaak bang on 'de controle te verliezen', terwijl dat in het verleden eigenlijk nog nooit gebeurd is. Maar ze hebben wel vaak het gevoel gehad dat ze de controle dreigden te verliezen: 'het scheelde niet veel ...' Controle verliezen kan vanalles zijn: flauwvallen, braken, gillen, gekke dingen zeggen, ... Soms zijn ze ook bang dat ze zichzelf of een ander wat aandoen en worden ze bv. panisch als ze in de keuken komen, want in de keuken liggen messen en met messen ... nee, daar willen ze niet aan denken ... Als je in een auto rijdt, zou je de controle over het stuur kunnen verliezen of het overzicht over de verkeerssituatie en kunnen gaan spookrijden bv. of een voetganger op een zebrapad over het hoofd zien of ...
Bij dat laatste kun je je waarschijnlijk nog wel iets voorstellen: automobilisten zijn bijna allemaal wel eens geconfronteerd met een voetganger of een fietser die ogenschijnlijk uit het niets kwam opdagen. Logisch dat je daarvan schrikt, maar meestal niet zo erg dat je nooit meer in een auto durft te stappen. Maar waarom zijn mensen bang voor in een klaslokaal of een restaurant zitten, in de kerk of in een bioscoop, in de rij voor de kassa van de supermarkt of op een trap? Bovendien lijkt de angst soms tegenstrijdig. Sommige mensen durven niet te fietsen, maar voelen zich veiliger met hun fiets aan de hand dan zonder fiets. Een patiënte met smetvrees kreeg een paniekanval toen ze een bos bloemen kreeg van haar schoonmoeder. In bloemen kunnen namelijk beestjes zitten ... Later op de dag zat dezelfde vrouw in de spreekkamer van de psycholoog, terwijl er toevallig een joekel van een spin door de kamer liep. De patiënte zei rustig: 'Hé, daar loopt een spin.' En ging toen verder met haar verhaal.
Bron(nen): Psychology Today