Australische wetenschappers hebben in 2023 een opmerkelijk verband tussen het opgroeien met katten en het later ontwikkelen van schizofrenie. En hoewel het alleen om een statistisch verband gaat, zijn de cijfers opvallend genoeg om verder onderzoek te rechtvaardigen. Onderzoekers van de Universiteit van Queensland doorzochten 44 jaar aan wetenschappelijke studies uit 11 landen. Ze verzamelden gegevens van 17 onderzoeken die keken naar de relatie tussen kattenbezit in de jeugd en het later ontwikkelen van schizofrenie en aanverwante stoornissen.
Wanneer ze alle cijfers bij elkaar optelden, zagen de onderzoekers een duidelijk patroon. Mensen die als kind contact hadden met katten, hadden ongeveer twee keer zoveel kans om later schizofrenie te ontwikkelen vergeleken met mensen zonder kattencontact. Dit gold voor verschillende vormen van kattenblootstelling: van gewoon een
kat in huis hebben tot gebeten worden door een kat.
De verdachte achter dit verband is Toxoplasma gondii, een parasiet die in huiskatten leeft. Deze eencellige is te vinden in kattenbakken, maar ook in rauw vlees van besmette dieren. Eenmaal in het menselijk lichaam kan de parasiet zich nestelen in het centrale zenuwstelsel en daar allerlei veranderingen veroorzaken in de hersenen.
Niet alle studies even sterk
Voordat je in paniek je kat de deur uit zet: de onderzoekers benadrukken zelf dat voorzichtigheid geboden is. Veel van de geanalyseerde studies hadden namelijk lage kwaliteitsscores. Ook verschilden de resultaten behoorlijk tussen verschillende onderzoeken. Sommige studies vonden sterke verbanden, andere helemaal geen.
Een Turkse studie vond bijvoorbeeld een extreem hoog risico, maar toen de onderzoekers die studie uit hun berekeningen haalden, werd het verhoogde risico een stuk kleiner, hoewel nog steeds significant aanwezig.
Meer vragen dan antwoorden
Niet alle onderzoekers zagen hetzelfde patroon. Bij psychotische ervaringen, een mildere vorm van symptomen die bij schizofrenie horen, waren de resultaten gemengd. Sommige hoogwaardige studies vonden aanvankelijk wel een verband, maar dat verdween zodra ze rekening hielden met andere factoren zoals gezinssituatie en sociale omstandigheden.
Ook is nog onduidelijk wanneer het kritieke moment is. Sommige studies suggereren dat vooral blootstelling tussen 9 en 12 jaar risicovol is, maar andere leeftijdsperiodes laten geen effect zien.
Wat betekent dit?
Miljoenen mensen groeien op met katten en ontwikkelen nooit schizofrenie. Het gaat hier om een statistisch verhoogd risico in grote groepen, niet om een garantie voor individuele gevallen.
De onderzoekers pleiten voor meer en betere studies om dit verband beter te begrijpen. Want hoewel katten de meest populaire huisdieren ter wereld zijn, blijft de vraag of ze echt een rol spelen bij het ontstaan van schizofrenie nog grotendeels onbeantwoord.