Het Voedingscentrum adviseert om niet alleen hobby-eieren te eten, maar ze af te wisselen met eieren uit de supermarkt, omdat thuiskip-eieren te veel PFAS kunnen bevatten. Waarom is dat eigenlijk? Onderzoeksplatform Radar zocht het uit.
PFAS is een verzamelnaam voor een groep chemische stoffen die niet of nauwelijks afbreken in het milieu. Door milieuvervuiling komen ze in ons voedsel en drinkwater terecht, en blijven ze achter in ons lichaam. Deze 'forever chemicals' kunnen je immuunsysteem aantasten, waardoor je sneller of vaker ziek wordt en vaccinaties minder goed werken. Verschillende kankersoorten zijn gelinkt aan PFAS. Ook kunnen de stoffen effect hebben op je leverfunctie, je cholesterolgehalte en je voortplanting.
Kippen krijgen PFAS bijvoorbeeld binnen via de grond, door het pikken op zoek naar voedsel. Maar ook via het water dat ze drinken of het voer dat ze krijgen. Commerciële eieren worden gecontroleerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en branchevereniging Avined, maar hobbykip-eieren niet.
NVWA controleert supermarkteieren
“In 2023 hebben we 41 monsters van commerciële eieren uit heel Nederland onderzocht. De eieren zijn afkomstig van verschillende typen pluimveehouderijen, zoals scharrel, rondeel en vrije uitloop”, legt een woordvoerder van de NVWA uit. “In geen van de monsters is een overschrijding van de wettelijke norm geconstateerd. Ook niet in de monsters die we hebben genomen van kippen die buiten lopen.”
Waarom zijn commerciële eieren wél veilig?
De reden is niet helemaal duidelijk, het is een combinatie van PFAS uit de grond, water en voer. Hobbykippen krijgen ander voer, dan kippen bij kippenboeren. Dat speelt waarschijnlijk mee. “Het kan ook zijn dat de ophokplicht hier een rol speelt”, legt een Avined-woordvoerder uit. Vorig jaar gold dit namelijk bijna het hele jaar. “En hobbydieren hoeven niet naar binnen bij een ophokplicht.”
“Daarnaast is het zo dat de uitloop bij commerciële bedrijven over het algemeen een meer gecontroleerde omgeving is dan bij hobbydieren. Mogelijk vinden vaker grondmonsters plaats of is de buitenruimte al eens voorzien van nieuwe schone grond.”