Samenvatting van de ervaringen van Arnold Karkens, oorlogsverslaggever, in De Pers. "Het blijft een eer: als genodigde je Afghanistan-ervaringen delen met de vaste Kamercommissies. Je bent gewenst, althans, dat denk ik." ‘U staat als journalist op de lijst! Waar is uw perskaart?’ vraagt de portier. Mijn tegenwerping dat ik gast ben, maakt geen indruk. Geen perskaart, geen toegang. Drie telefoontjes later mag ik dan toch naar binnen. Net op tijd om van de Afghaanse minister van Binnenlandse Zaken Bismillah Mohammadi te horen dat hij een nieuwe uitzending ‘levensbelangrijk’ vindt.
Mijn boosheid zakt als ik de vrouwelijke bode, donker pak, halflang haar, de commissieleden en andere genodigden koffie zie inschenken. ‘Mag ik ook?’ vraag ik. ‘Nee’, klinkt het bot. Een iets gemoedelijker bode met grijs haar komt een half uur later met een tussenoplossing: ‘U kunt koffie krijgen, maar die moet u buiten opdrinken.’
Daarvoor bedank ik. De hoorzitting met 28 sprekers is te interessant om ook maar iets te missen.
Ondertussen erger ik me aan de agenda-indeling. Pas na vijfenhalf uur, ver over de helft van de beschikbare spreektijd, komen de eerste tegenstanders van de missie aan het woord.
Dan dient het volgende incident zich aan. Misschien is het de ronde Afghaanse hoed (pakol) op mijn hoofd die wantrouwen wekt, maar als ik een foto wil maken van de sprekers ijlt de vrouwelijke bode naar me toe. ‘U moet die wissen of de zaal verlaten.’ Wijzen op circa vijftien collega’s die ook foto’s en video-opnamen maken, biedt geen soelaas. Een foto deleten doe ik niet. Naar buiten dus.
SP-Tweede-Kamerlid Harry van Bommel weet me na een uur weer binnen te krijgen. Ditmaal briest een overijverige bode: ’Als u geen perskaart hebt, mag u hier niet zitten.’ Boos door zoveel brutaliteit, de stoel is vrij, been ik opnieuw weg.
‘Vijf jaar geleden ben ik ook al beledigd, bij een hoorzitting over Uruzgan!’ roep ik. ‘Toen is me het spreken ontnomen.’ Even later belt commissievoorzitter Nebahat Albayrak me op, zich verontschuldigend: ‘Mogen we toch op u rekenen?’
Dus ik meld me voor de derde maal. De missie is een absurd idee, is mijn stelling. Er wordt aandachtig geluisterd. In mijn achterhoofd denk ik: we moeten geen politietrainers naar Afghanistan sturen, we moeten Afghanen uitnodigen om hier lessen in gastvrijheid te geven!