Minister Kajsa Ollongren openhartig over ziekte: "Ik moest mezelf voortslepen"

Politiek
zaterdag, 23 mei 2020 om 10:44
hh 410677367
Minister Kajsa Ollongren is na een afwezigheid van bijna een half jaar weer teruggekeerd op haar post. In het AD vertelt de D66'er open over haar ziekte. "Ik moest mezelf voortslepen: op wilskracht lukte het net, maar dat was het dan ook.’’
Sinds april is Ollongren weer aan de slag als minister van Binnenlandse Zaken. Sinds vorige week is ze ook weer vice-premier. Richting de zomer van 2019 begon de minister al te kwakkelen met haar gezondheid. "Ik had last van voorhoofd- en bijholteontstekingen. Maar iedere keer als ik ziek werd, duurde het langer om te herstellen. Mijn kno-arts zei vorig jaar: de enige manier om hier vanaf te komen is een operatie,’’ vertelt ze.
Steeds slechterVlak voor Prinsjesdag keerde ze terug, maar het ging niet goed. "Ik moest mezelf voortslepen: op wilskracht lukte het net, maar dat was het dan ook.’’ Ze legt uit: "In plaats van dat ik steeds wat beter werd, ging ik me steeds slechter voelen. Dat vond ik wel raar. De kno-arts wilde dat er andere dingen werden onderzocht. Hij is bloedonderzoek gaan doen en heeft wat gevonden. Ik werd doorgestuurd naar een internist. Daarna ging ik naar het AMC, naar een endocrinoloog (specialist die complexe hormoonaandoeningen onderzoekt, red.) Hij vond uiteindelijk het verband tussen mijn chronische ziekte en de kwaal. De bijnier werkte niet goed meer, waardoor ik onvoldoende cortisol voor mijn afweersysteem aanmaakte.’’
FamilieWat ze geleerd heeft van haar ziekte? "Het zijn natuurlijk clichés; gezondheid is het belangrijkste wat er is, je familie en je gezin, maar het is wel allemaal waar. Als dat automatisch doorgaan met 130 kilometer per uur op de automatische piloot niet meer gaat, dan moet je wel relativeren. Ik heb er ook nog iets anders van geleerd, hoe belangrijk werk voor me is. Ik ben niet een compleet mens zonder werk. Daar word ik best heel ongelukkig van. Ik ben dus ontzettend blij dat ik weer aan het werk ben.’’
Bron(nen): AD