In Europa is het maar een decadente boel, zo viel gisteren in The Wall Street Journal te lezen (zie tweede link), waarbij ondermeer werd verwezen naar de playboy-paktijken van Silvio Berlusconi en naar de Thaise avonturen van de Franse minister van Cultuur, Frédéric Miterrand. Zoiets klinkt al snel oubollig en ook bemoeizuchtig, maar natuurlijk zit er een morele dimensie aan het landsbestuur. Een staatshoofd is er ook om toe te zien op een zekere onkreukbaarheid van zijn ondergeschikten en daar hoort bij - hoe ouderwets ook - dat de leiding het goede voorbeeld geeft. Het is waar dat intellectuelen en journalisten hier dikwijls anders over denken, maar voor kiezers geldt dat doorgaans niet. In korte tijd kreeg de Franse president de volgende zaken voor zijn kiezen. De minister van Cultuur, Frédéric Mitterrand, betaalde jongens in Thailand in ruil voor seks. De discusse ging al snel over de vraag of ze jonger danwel ouder dan 18 waren, maar erg verheffend was het allemaal niet. Dan is er de kwestie van de benoeming van Sarkozy's zoontje Jean ('Prins Jean de Eerste') tot hoofd van de Parijse zakenwijk La Défense. Een gotspe, zo denkt men alom, maar Sarko houdt vol dat deze jonge student de best denkbare kandidaat is voor deze hoge functie. Noem het nepotisme. Dan is er nog Brice Hortefeux, minister van Binnenlandse zaken, die meende op een onbewaakt moment wel een racistische grap te kunnen maken. Maar dat kon niet, en één van de belangrijkste Franse ministers staat nu te boek als iemand met een hekel aan negers. Sarkozy moet ingrijpen, zo beweert The Economist. Er zijn een stel schandalen in zijn koninkrijk en het is zijn werk daarmee af te rekenen. Want alleen dan is hij in staat ook een reeks moeilijke (economische) beslissingen te nemen, die nou eenmaal moeten worden genomen. En zonder moreel gezag is iemands gezag tout court in het geding.