Producten in lage lonenlanden laten maken en vervolgens verkopen in landen waar mensen veel verdienen, is volstrekt normaal. Zo zijn de marges het grootst en dat ziet de handelsman graag. Wat inmiddels 'globalisering' wordt genoemd, heeft voor een deel met deze werkwijze van doen. Vandaag in The Wall Street Journal een mooi staaltje van dit verschijnsel. Het bedrijf Tiffany & Co, het beroemde New Yorkse huis van sieraden en juwelen, gaat het bewerken van ruwe diamant verplaatsen naar een Afrikaans dorp in Botswana. Tiffany heeft jaarlijks een omzet van 2.9 miljard dollar en de bekende blauwe doosjes met daarin ringen en juwelen zijn een vertrouwd gezicht in de Amerikanaanse glossies - en in de etalages op New York's 5th Avenue. De beslissing tot deze opzienbarende outsourcing is ingegeven door de kredietcrisis. Wereldwijd gaat het een stuk minder met de handel in diamanten (verwachte krimp dit jaar: 16 procent) en dan komt het moment dat een bedrijf gaat kijken waar nog meer gesneden kan worden. Tiffany bestaat inmiddels 172 jaar, en al enkele jaren geleden is begonnen met het uitbesteden van werkzaamheden naar andere plekken (België, Zuid-Afrika, Vietnam). Het bedrijf is in 1837 opgericht en verscheepte aanvankelijk bijzondere juwelencollecties van Parijse aristocraten naar New York - merendeels afkomstig van rijke mensen die er na de Franse Revolutie niet gerust op waren dat ze hun dure spulletjes nog lang konden houden. De bijnaam van oprichter Charles Lewis Tiffany luidde 'the King of Diamonds.'
Founded in 1837 as a New York stationery and "fancy goods" emporium, Tiffany bought large jewelry collections from French aristocrats fleeing revolution, and in 1878 paid $18,000 -- the equivalent today of $400,000 or more -- to buy the Tiffany Yellow Diamond in Paris. Co-founder Charles Lewis Tiffany gained the nickname "the King of Diamonds."