Glioblastoom, een van de dodelijkste soorten hersentumoren, doet iets angstaanjagends met je schedel. Wetenschappers hebben ontdekt dat deze agressieve kanker niet alleen het hersenweefsel aantast, maar ook het omliggende bot vernietigt en dat gebeurt zelfs op plekken ver van de tumor zelf. Het gaat niet om een lokaal probleem waarbij de groeiende tumor simpelweg tegen het bot duwt. De tumor stuurt signalen door het hele lichaam die leiden tot de afbraak van botweefsel op plekken waar de kanker helemaal niet zit. Dat ontdekten onderzoekers van het Albert Einstein College of Medicine in New York.
De wetenschappers ontdekten dit eerst in muizen met hersentumoren. Ze gebruikten speciale scantechnieken om de schedels tot in detail te bekijken. Het bot werd dunner en poreuzer, vooral langs de schedelnaadlijnen. Dat zijn de lijnen waar de verschillende schedelbeenderen aan elkaar zitten. Zelfs het achterhoofdsbeen, een stuk ver weg van waar de tumor zat, werd aangetast.
Hersentumor kaapt nuttige cellen
Dit soort botafbraak ontstaat doordat bepaalde cellen in je lichaam, osteoclasten genaamd, aan het werk worden gezet. Deze cellen horen bot af te breken als onderdeel van de normale botvernieuwing. Maar de hersentumor kaapt dit systeem en zet de osteoclasten aan overuren te draaien. Het resultaat is dat de schedel wordt opgegeten van binnenuit.
De onderzoekers vonden ook iets opmerkelijks in de kleine kanaaltjes die normaal gesproken door het schedelbot lopen. Deze kanaaltjes verbinden het beenmerg in je schedel met de hersenvliezen. Bij muizen met hersentumoren werden deze kanaaltjes groter en talrijker. Dat is waarschijnlijk belangrijk, want via deze routes kunnen immuuncellen vanuit het schedelmerg naar de
hersenen reizen.
Ook bij mensen
Om te controleren of dit ook bij mensen gebeurt, bekeken de wetenschappers CT-scans van 26 patiënten met glioblastoom. Ze vergeleken deze met scans van mensen zonder hersentumor maar van dezelfde leeftijd en hetzelfde geslacht. En inderdaad: bij de kankerpatiënten was de schedel veel dunner op precies de plekken waar bij muizen ook de grootste afwijkingen waren gezien.
Kan dit nuttig zijn?
De onderzoekers vroegen zich ten slotte af: als we de botafbraak kunnen stoppen, helpt dat dan tegen de kanker? Ze gaven muizen met hersentumoren medicijnen die de osteoclasten remmen.
Het resultaat was verrassend en teleurstellend: hoewel de schedel inderdaad minder werd aangetast, groeide de tumor juist sneller. Sterker nog, wanneer deze botbeschermende medicijnen werden gecombineerd met een vorm van immunotherapie die normaal wel werkt tegen deze tumoren, werd de effectiviteit van die immunotherapie compleet tenietgedaan.