Uit nieuw onderzoek blijkt dat meer dan één op de vijf mensen wereldwijd met een normaal BMI toch obesitas heeft (en alle gezondheidsrisico's die daarbij horen). Onderzoekers uit Australië hebben de gegevens van maar liefst 471.228 mensen uit 91 landen onder de loep genomen. Ze ontdekten dat 21,7 procent van de deelnemers met een ‘normaal’ BMI toch zogenoemde abdominale obesitas had. Dat betekent dat ze te veel buikvet hebben, ook al wijst hun gewicht niet op
overgewicht.
Het probleem zit hem in hoe we obesitas meten. De Body Mass Index (BMI) kijkt alleen naar je gewicht in verhouding tot je lengte, maar zegt niets over waar dat vet zich bevindt in je lichaam. En dat blijkt cruciaal te zijn. Vetophoping rond je buikorganen, visceraal vet genoemd, is veel schadelijker dan vet op andere plekken. Dit buikvet scheidt ontstekingsstoffen en hormonen uit die leiden tot insulineresistentie, hoge bloeddruk en verstoorde bloedsuikerregulatie.
Hoe weet je of je abdominale obesitas hebt?
De onderzoekers definieerden abdominale obesitas als een tailleomtrek van minstens 80 centimeter voor vrouwen en 94 centimeter voor mannen. Wie binnen die grenzen viel, maar toch een normale BMI had, bleek een verhoogd risico te hebben: 29 procent meer kans op hoge bloeddruk, 81 procent meer kans op diabetes, en 39 procent meer kans op hoog cholesterol.
De conclusie is duidelijk: BMI alleen is niet voldoende om gezondheidsrisico's in te schatten. De onderzoekers pleiten ervoor dat artsen standaard ook de tailleomtrek meten.