Steeds meer mensen eten glutenvrij. Ongeveer tien procent van de volwassenen wereldwijd zegt klachten te krijgen van gluten, het eiwit in tarwe, brood en pasta. Maar uit wetenschappelijk onderzoek blijkt nu dat slechts een klein deel van hen daadwerkelijk reageert op gluten. Glutenallergie of coeliakie komt maar bij ongeveer één procent van de bevolking voor. Het is een medische aandoening waarbij gluten echt schade aanricht in de darmen. De rest hoort bij een veel grotere groep die denkt gluten niet te verdragen, zonder bewijs van ziekte.
Wanneer wetenschappers deze mensen in strenge tests gluten geven zonder dat ze het weten, blijkt dat maar een klein deel écht klachten krijgt. Vaak reageren ze juist op andere stoffen in graan of op hun verwachtingen.
Het echte probleem? Niet altijd gluten
Veel mensen blijken gevoeliger voor zogeheten FODMAP’s. Dat is een groep lastig verteerbare koolhydraten die voorkomt in tarwe, maar ook in uien, knoflook, peulvruchten en bepaald fruit. Die kunnen gas en buikpijn veroorzaken.
In meerdere studies kregen mensen dezelfde klachten, zelfs als ze géén gluten aten. Bij een experiment reageerden proefpersonen vooral op fructanen (een soort FODMAP), en niet op gluten zelf.
In andere onderzoeken kregen mensen klachten omdat ze dachten dat ze gluten hadden gegeten, ook als er helemaal geen gluten in het eten zat. Dat heet een nocebo-effect: je lichaam reageert negatief omdat je iets verwacht, niet omdat het écht schadelijk is. De klachten zijn wel degelijk echt, maar ontstaan vaak via de communicatie tussen hersenen en darmen.
Toch maar glutenvrij?
Een glutenvrij dieet kan wel helpen voor wie zich er beter bij voelt, maar het heeft nadelen als je het onnodig doet. Glutenvrije producten zijn duurder en bevatten vaak minder voedingsstoffen en vezels.
Beter is het om eerst coeliakie uit te sluiten bij een arts en dan te kijken of een laag-FODMAP-dieet helpt. Ook stress- en darmgerichte therapieën kunnen klachten verlichten.