Je zet de wekker omdat je bang bent dat je je verslaapt, maar net een paar minuten voor hij afgaat, word je wakker. Hoe dat kan? Je interne klok is feilloos afgesteld.
Die klok zit diep in je hersenen, in een klein groepje zenuwcellen dat luistert naar de naam suprachiasmatische nucleus. Die regelt je circadiane ritme: de 24-uurscyclus die bepaalt wanneer je honger krijgt, hoe warm je bent, wanneer je slaperig wordt en wanneer je weer opleeft. Dat ritme verschilt per persoon: de één is gebouwd voor zonsopgang, de ander draait pas warm na middernacht.
Als je een regelmatig leven leidt, leert die interne klok jouw ritme kennen. Sta je elke dag rond dezelfde tijd op, dan begint je lichaam ruim voor je wekker met de voorbereiding: je temperatuur stijgt, melatonine daalt en het energiehormoon cortisol krijgt een boost. Dit heet de cortisol awakening response, een soort ingebouwde wake-up call. Tegen de tijd dat je wekker gaat, ben je eigenlijk al halverwege wakker worden.
Wakker worden voor de wekker kan dus goed nieuws zijn: een teken dat jouw circadiane ritme strak staat afgesteld. Voel je je helder en uitgerust, dan doet je interne klok precies wat hij moet doen. Maar word je vroeg wakker en voel je je beroerd, dan speelt er iets anders. Onrustige nachten, stress, alcohol of simpelweg onvoldoende slaap kunnen je uit je ritme trekken. Je wordt dan niet wakker omdat je lichaam weet dat het tijd is, maar omdat je slaap verstoord is.
De basis van een gezonde biologische klok blijft simpel: regelmaat. Een vaste bedtijd en opstatijd helpen enorm, net als ochtendlicht, een donkere slaapkamer en het vermijden van cafeïne, alcohol of zware maaltijden vlak voor het slapengaan.