Onderzoekers hebben een model ontwikkeld dat verklaart waarom slachtoffers van gaslighting in twijfel gaan trekken wat ze met hun eigen ogen zien. Het mechanisme blijkt te draaien om dezelfde hersenprocessen die ons normaal helpen leren.
De term gaslighting komt uit een toneelstuk uit 1938 waarin een man zijn vrouw probeert te overtuigen dat ze gek wordt. Decennialang was het vooral een psychologisch begrip, maar sinds halverwege de jaren 2010 is het een mainstream fenomeen geworden.
Toch ontbrak tot nu toe een heldere wetenschappelijke verklaring voor hoe gaslighting eigenlijk werkt. Hoe kan iemand anders je zover krijgen dat je je eigen realiteit gaat betwijfelen? Canadese onderzoekers hebben nu een theoretisch raamwerk ontwikkeld dat het mechanisme blootlegt.
Wat doet je brein?
Ons brein voorspelt continu wat er gaat gebeuren. Het verwacht bijvoorbeeld waar je koffiekop staat, hoe iemand zal reageren, of welke geluiden je hoort. Als de werkelijkheid afwijkt van die verwachting, ontstaat er een soort fout. Je brein heeft twee manieren om die fout op te lossen: of de externe situatie corrigeren (de kop terugzetten) of je verwachting bijstellen (denken dat de kop voortaan ergens anders staat). Dat mechanisme heet voorspellingsfoutminimalisatie en helpt ons leren en snel reageren.
In een relatie vertrouwen we vaak op onze partner als bron van zekerheid. Die persoon bevestigt wie we zijn en wat er gebeurt. Een gaslighter misbruikt die rol. Eerst veroorzaakt de gaslighter kleine fouten of verwarring, bijvoorbeeld door dingen te verstoppen, of overdreven heftig te reageren op normale situaties. Dan biedt die persoon een verklaring die suggereert dat het probleem bij jou ligt: “Je bent vergeetachtig” of “Je reageert overdreven.”
Voor het slachtoffer ontstaat een keuze die lastig is: het makkelijker vinden om de partner te zien als onbetrouwbaar, maar dat voelt bedreigend, omdat de relatie veiligheid en verbondenheid biedt, of geloven dat je zelf faalt. Omdat het emotioneel pijnlijk is om te twijfelen aan iemand die dichtbij staat, kiezen veel mensen onbewust voor zichzelf. Ze passen hun eigen verwachtingen aan: misschien zijn ze inderdaad “te gevoelig” of “vergeetachtig”. Elke herhaling versterkt dat effect: het vertrouwen in je eigen waarneming slinkt en je wordt afhankelijker van de uitleg van de gaslighter.
Herstellen is niet gemakkelijk
Het model legt daarnaast uit waarom herstel vaak moeilijk is. Zodra je minder op je eigen waarneming vertrouwt, gaat de stem van de gaslighter zwaarder wegen dan andere bronnen, zoals vrienden, feiten, of je eigen herinneringen. Dat maakt het lastiger om uit de situatie los te komen zonder hulp van buitenaf.
Herstel is wel mogelijk. Een buitenstaander die het patroon benoemt en alternatieve verklaringen aanbiedt, kan het vertrouwen in de eigen ervaring helpen herstellen. Ook oefeningen die je bewustzijn van je lichaam en zintuigen versterken, zoals mindfulness of yoga, zijn nuttig, omdat ze je opnieuw in contact brengen met wat je zelf direct waarneemt. Therapie en steun van vrienden of familie spelen ten slotte vaak een grote rol bij het terugwinnen van vertrouwen in jezelf.