De grote verschillen in pensioenleeftijd binnen Europa op een rijtje

woensdag, 19 november 2025 om 10:00

Europa vergrijst razendsnel en elke lidstaat zoekt naar manieren om het pensioenstelsel betaalbaar te houden. Maar een gezamenlijke Europese lijn bestaat niet. Terwijl sommige landen mensen ruim vóór hun 65e laten stoppen, schuiven anderen de grens richting 70 jaar. Het resultaat is een lappendeken van regels en uitzonderingen.

Een handvol landen houdt vast aan relatief lage pensioenleeftijden. Griekenland laat werknemers op hun 62ste vertrekken, mits zij veertig jaar hebben bijgedragen. Haal je dat niet, dan moet je gewoon door.

Ook Frankrijk zit in de lage hoek: 62 jaar en 6 maanden, al stijgt dat binnenkort naar 64. Slowaken hebben ook mazzel met 63 jaar en 4 maanden.

Verschil tussen mannen en vrouwen

In een aantal landen maakt het uit of je man of vrouw bent. In Polen mogen vrouwen met 60 jaar met pensioen, terwijl mannen tot 65 door moeten. Roemenië hanteert een vergelijkbare tweedeling: vrouwen 62 jaar en 5 maanden, mannen 65.

Ook Kroatië kent twee leeftijden: 63 jaar en 9 maanden voor vrouwen en 65 voor mannen. Maar dit onderscheid verdwijnt in 2030.

De landen waar je het langst doorwerkt

En dan zijn er de “harde” pensioenleeftijden. Cyprus, Malta, Slovenië, Litouwen, Letland, Estland en Finland hanteren 65 jaar. Ierland stijgt naar 66, Spanje en Portugal tikken zelfs de 66 jaar en ruim 7 maanden aan.

Daarboven zitten Duitsland, België, Nederland en Italië, die de grens standaard op 67 zetten.

Denemarken spant echter de kroon: nu 68, straks 69 voor iedereen geboren vanaf 1967. En in 2040? Dan mikt het land op 70 jaar.

De Scandinavische uitzondering

Zweden pakt het anders aan en koppelt de pensioenleeftijd aan de levensverwachting. Geen vaste grens, maar een flexibel systeem dat automatisch meebeweegt met hoe oud Zweden gemiddeld worden. De vroegst mogelijke pensioenleeftijd staat vanaf 2026 op 64 jaar.