Waarom is het zo dat, wanneer twee pianisten exact dezelfde noot spelen, het bij de ene klinkt als een zonnige lenteochtend en de andere als een stormachtige herfstavond? Is dat puur onze verbeelding, of kunnen ze de klank echt beïnvloeden? Wetenschappers hebben dit eeuwenoude raadsel eindelijk gekraakt.
Al sinds de vroege twintigste eeuw krabben experts zich achter de oren: kan een pianist de klankkleur (dat is de 'smaak' van het geluid, zoals warm of scherp) echt veranderen? Of is het alleen maar een kwestie van volume? Vroeger dachten sommigen dat het een illusie was die veroorzaakt werd door hoe hard je een toets indrukt. Maar nu is bewezen dat het meer is dan dat.
Wetenschappers van het NeuroPiano Instituut bouwden een supergevoelig systeem dat elke toetsbeweging meet: wel duizend keer per seconde, tot op een honderdste millimeter precies. Twintig beroemde pianisten gingen vervolgens aan de slag met dezelfde noten, maar probeerden bewust verschillende klanken te maken.
Daarna lieten ze veertig luisteraars de opnames beluisteren:. Het ging om een mix van doorgewinterde pianospelers en totale leken. Maar of het nu om een pianist of een bakker ging: iedereen hoorde het verschil. De ervaren oren pikten de fijnere nuances wel beter op.
De geheime ingrediënten van de aanslag
Wat maakt het verschil? Het zit 'm in piepkleine variaties, zo blijkt, zoals hoe snel de toets naar beneden gaat of hoe perfect de handen samenwerken. Door maar één zo'n detail aan te passen, verandert de klank al merkbaar.
Dit lost een vraag op die al begin vorige eeuw in het vakblad Nature werd gesteld, maar toen zonder bewijs bleef hangen. Er waren gewoon moderne sensoren en computers nodig om het probleem op te lossen.
Voor pianisten en muziekdocenten kan dit nuttig zijn. Jarenlang was het produceren van verschillende klankkleuren een soort geheim dat je alleen door jarenlange ervaring kon leren. Nu kan deze vaardigheid mogelijk gevisualiseerd en efficiënter aangeleerd worden.