Wetenschappers hebben ontdekt dat onze vroege voorouders uit Noord-Azië de langste voettocht uit de menselijke geschiedenis hebben volbracht. Deze pioniers wandelden meer dan 20.000 kilometer van het noorden van Azië helemaal naar het puntje van Zuid-Amerika. De monumentale reis vond ruim 100.000 jaar geleden plaats en kostte talloze generaties duizenden jaren om te voltooien. Destijds zag de wereld er heel anders uit: ijsbruggen verbonden landmassa's die nu gescheiden zijn door oceanen, waardoor deze epische tocht überhaupt mogelijk werd.
Dit vergeten hoofdstuk van de menselijke geschiedenis kwam aan het licht doordat wetenschappers het DNA van bijna 1.600 mensen uit 139 verschillende etnische groepen onderzochten. Hierdoor konden onderzoekers een soort ‘genetische kaart’ tekenen. De studie die erover werd geschreven, verscheen in het wetenschappelijke vakblad Science.
Onverwacht zware prijs
De pioniers bereikten ongeveer 14.000 jaar geleden het gebied waar nu Panama en Colombia aan elkaar grenzen. Vanaf dit kruispunt verdeelden ze zich in vier hoofdgroepen: één bleef in het Amazonegebied, terwijl de anderen zich verspreidden over de rest van het continent.
De duizenden jaren durende trek had echter een onverwachte prijs. Elke generatie die verder trok, droeg slechts een beperkt deel van de oorspronkelijke genetische variatie mee. Dit proces leidde tot een sterke afname van de immuniteit van deze volkeren tegen ziekten.
Deze genetische versmalling verklaart mogelijk waarom inheemse gemeenschappen later zo zwaar werden getroffen door infecties die Europese kolonisten meebrachten. Hun afweersysteem had simpelweg minder variatie om nieuwe bedreigingen te bestrijden.