Eeneiige tweelingen die apart opgroeien, blijken qua IQ net zo veel van elkaar te kunnen verschillen als willekeurige vreemden. Dat blijkt uit nieuw onderzoek dat suggereert dat onderwijs een veel grotere rol speelt in intelligentie dan tot nu toe werd gedacht.
Tot nu toe gold de klassieke aanname dat het IQ, vaak gezien als maatstaf voor cognitieve vaardigheden, grotendeels genetisch bepaald is. Studies naar tweelingen die gescheiden werden opgevoed, lieten doorgaans zien dat hun IQ’s sterk overeenkwamen. Dat leek een duidelijk bewijs dat intelligentie vooral een kwestie van genen was, niet van opvoeding.
Maar die conclusie wordt nu stevig op de proef gesteld. Cognitief neurowetenschapper Jared Horvath en onderzoeker Katie Fabricant hebben bestaande data van 87 tweelingparen opnieuw geanalyseerd, dit keer met een factor die volgens hen vaak over het hoofd is gezien: onderwijs.
School maakt het verschil
Toen de onderzoekers de tweelingen indeelden op basis van gelijke of juist verschillende schoolervaringen, ontstond een opvallend patroon. Hoe groter het verschil in schoolachtergrond, hoe groter het verschil in IQ.
Tweelingen die op totaal verschillende scholen zaten, bleken qua IQ even sterk van elkaar te verschillen als twee willekeurige niet-verwante mensen, gemiddeld zo’n 15 IQ-punten.
“De kloof in IQ-scores groeide mee met de verschillen in onderwijs”, schrijven Horvath en Fabricant. “En dat effect ging verder dan individuele leraren of klasgenoten.”
De onderzoekers geven toe dat hun studie klein is, slechts tien tweelingparen voldeden aan de strikte criteria voor uiteenlopende schoolervaringen. Toch zijn de resultaten interessant omdat ze een van de langstlopende discussies in de psychologie opnieuw aanwakkeren: hoeveel van onze intelligentie is aangeboren en hoeveel aangeleerd?
De bevindingen sluiten aan bij een breder patroon dat wereldwijd zichtbaar is. In de afgelopen eeuw zijn IQ-scores in vrijwel alle landen gestaag gestegen, een trend die bekendstaat als het Flynn-effect. Een belangrijke verklaring daarvoor: beter en langer onderwijs.
IQ is niet in steen gebeiteld
Het IQ, oorspronkelijk bedacht in 1905 om te bepalen welke kinderen extra hulp nodig hadden op school, werd lange tijd gezien als een stabiele eigenschap. Iemands IQ-score zou nauwelijks veranderen in de loop van het leven. Maar steeds meer onderzoek wijst erop dat cognitieve prestaties wel degelijk beïnvloed worden door opleiding, omgevingsprikkels en sociaal-culturele factoren.
“De mate waarin onderwijs invloed heeft op IQ is moeilijk, zo niet onmogelijk, volledig los te bestuderen”, erkennen Horvath en Fabricant. Tweelingenonderzoek helpt, maar zelfs daar is isolatie van omgevingsfactoren lastig: veel tweelingen die gescheiden opgroeien, gaan uiteindelijk toch naar vergelijkbare scholen of krijgen vergelijkbare educatieve kansen.
Meer dan een genetische blauwdruk
De nieuwe resultaten benadrukken dat intelligentie geen vaststaand gegeven is, maar iets wat zich ontwikkelt binnen de context van opvoeding, scholing en omgeving. Een kind dat in een stimulerende omgeving opgroeit, kan cognitief veel verder komen dan zijn genetische ‘blauwdruk’ op het eerste gezicht voorspelt.