Belgische grensgemeenten zijn de stroom Nederlandse tanktoeristen grondig beu en grijpen naar een opmerkelijk middel: een extra belasting per brandstofslang bij het tankstation. Redenering: w
e hebben allemaal last van die Ollandeers en alleen de pomphouder verdient aan hen.
In Gent betalen pomphouders al ruim 580 euro per dieselslang en iets meer dan 530 euro per benzineslang per jaar, een zogeheten
“brandstofslangentaks” die nu als inspiratie dient voor andere gemeenten. Het dorp Zelzate, net over de grens bij Terneuzen, wil een vergelijkbare taks invoeren omdat de burgemeester het “eerlijk” vindt dat stations die goed verdienen aan Nederlanders “een bescheiden bijdrage” leveren aan de lokale gemeenschap.
Achter de irritatie schuilt een structureel prijsverschil. Nederland behoort tot de EU-landen
met de hoogste benzine-accijns; in 2025 ligt de
accijns hier rond 84 cent per liter, tegenover circa 65 tot 70 cent in België en Duitsland. Daardoor blijft tanken over de grens aantrekkelijk, zeker nu de Tweede Kamer heeft besloten de accijns op benzine per 2026 alsnog met 5,5 cent per liter te verhogen, en diesel met 3,6 cent. Volgens het ministerie van Financiën stimuleert dat zogeheten brandstoftoerisme, waardoor Nederlandse tankstations in de grensregio omzet verliezen.
Voor Belgische gemeenten heeft die Nederlandse besparing een keerzijde: extra verkeersdrukte, volle pompen en nauwelijks profijt voor de lokale middenstand.
In Brussel en Den Haag woedt ondertussen de grotere discussie: hoever mag je gaan met accijnzen als je mobiliteit betaalbaar wilt houden, maar tegelijk klimaatdoelen en begrotingsgaten moet dichten? Zolang Nederland vasthoudt aan relatief hoge brandstofbelastingen, is de kans groot dat Belgische grensplaatsen nog wel even last houden van de “gierige Hollanders” aan de pomp.