De Nederlandse zorgsector staat onder ongekende druk. Waar er nu al 60.000 vacatures openstaan, voorspelt vakbond FNV dat dit aantal in 2034 kan oplopen tot maar liefst 265.000. En terwijl het water de sector aan de lippen staat, diende demissionair minister Fleur Agema onlangs haar ontslag in. Daarmee is het al fragiele zorgbeleid opnieuw stuurloos geworden.
De
zorg kampt met torenhoge werkdruk, personeelstekorten en een gebrek aan visie. Het roer moet drastisch om, vinden betrokkenen. Volgens voormalig minister van Langdurige Zorg en Sport, Conny Helder, is de situatie inmiddels nijpend. “De zorg heeft nú al een infarct”, waarschuwde ze tijdens het Nationaal Zorgdebat 2025 van BNR en Zorgvisie. “De werkdruk is gigantisch. Vraag het aan het personeel op de werkvloer, en je ziet hoe hard er gelopen wordt.”
Zelf krijgt ze die druk ook van dichtbij mee: “Ik ben met een huisarts getrouwd. Die komt niet voor zeven uur 's avonds thuis.”
Nuance
Toch klinkt er ook nuance. Carina Hilders van het UMC Utrecht stelt dat het infarct nog niet is bereikt. “De medewerkers moeten bovendien op nummer één staan”, zegt ze. “Je moet oprechte aandacht geven aan je medewerkers. Vraag wat ze nodig hebben. En anticipeer op de tekorten. Opleiden moet misschien wel op een andere manier dan we gewend zijn.”
Georgette Fijneman van zorgverzekeraar Zilveren Kruis sluit zich daarbij aan. Zij erkent de druk, vooral bij huisartsen en wijkverpleging, maar stelt: “Een infarct is voor mij pas een kluwen die niet meer te ontwarren is.” Volgens haar is het zorgbeleid nog lang niet uitgeregeerd. “Dat geeft mij de indruk dat de nood blijkbaar nog niet hoog genoeg is.”
Van digitaliseren naar transformeren
Voor Leonard Witkamp, oprichter van digitaal ziekenhuis KSYOS, ligt de sleutel in een fundamentele herziening van de zorgprocessen. “De zorg is bij uitstek een sector om digitaal te transformeren. Dat is iets anders dan digitaliseren. Je moet het proces veranderen rondom de patiënt, niet rondom het ziekenhuis.”
Bij KSYOS is die omslag al zichtbaar: “Bij ons doet de arts geen administratie. We volgen de patiënt, en daaruit volgt vanzelf het medisch handelen.” Dat loont: artsen besteden er gemiddeld slechts vijf procent van hun tijd aan administratie, tegenover vijftig procent in instellingen als het UMC Utrecht.
Ook Hilders ziet technologie als essentieel, mits goed toegepast. “Het gaat niet alleen om het overnemen van administratieve lasten, maar ook om voorspellers voor precisiegeneeskunde. We kunnen steeds beter bepalen welk medicijn of welke therapie werkt.”
Meer zorg is niet altijd betere zorg
Volgens Fijneman moet het zorgdebat breder worden gevoerd. “We doen veel met zorg die geen zorg is.” Minder mensen de zorg in, of juist sneller eruit, is volgens haar de juiste insteek.
Helder is het daarmee eens: “Je kunt aan twee knoppen draaien: minder zorgvraag en slimmer organiseren.' Ze verwijst naar een AI-project in het OLVG waarbij staarverwijzingen vooraf worden getoetst. 'Daardoor daalt het aantal polikliniekbezoeken, en dat geeft ademruimte.”
Gezondheid begint bij de supermarkt
De discussie overstijgt het medisch domein, vinden meerdere sprekers. “Woninglasten, financiële druk, psychosociale problemen, die hangen allemaal samen”, zegt Hilders. De kloof in levensverwachting tussen hoog- en laagopgeleiden is inmiddels bijna acht jaar.
Witkamp pleit voor een radicale aanpak: “Gezondheid begint bij de Albert Heijn. Wij artsen weten alles van ziekte, maar weinig van gezondheid.” Zijn voorstel: breng Volksgezondheid onder bij Sociale Zaken. Helder ziet meer in samenwerking dan fusie: “Je moet elkaar scherp houden, niet alles op één hoop gooien.”
Geen woorden, maar daden
De conclusies uit het debat zijn glashelder: de zorg heeft geen behoefte meer aan uitstel of lapmiddelen, maar aan heldere keuzes. Zoals Helder het verwoordt: “Maak nou een formatie, maak een regeerakkoord waarin het welzijn van de Nederlander écht vooropstaat. En stuur bewust op integratie.”