Jongeren denken waarschijnlijk dat vakantie er altijd was. Een natuurverschijnsel. Ouderen kunnen zich nog herinnerden hoe het langzaam normaal werd om weken vrij en weg te zijn.
Eerst maximaal een keer per jaar. En nu veel vaker (en verder) Vakantie vieren lijkt vanzelfsprekend, maar in Nederland is het nog jong. Eeuwenlang bestond reizen vooral uit pelgrimages en kuuroorden voor de elite.
Pas in 1839 reed de eerste spoorlijn Amsterdam-Haarlem; binnen twintig jaar organiseerde de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij goedkope
“pleziertreinen” naar Zandvoort. Een retour kostte één gulden – nog altijd een weekloon voor velen, maar het zaadje was geplant.
De echte doorbraak kwam met wetgeving. In 1910 kregen overheidsambtenaren vijf betaalde vakantiedagen, maar pas met de Vakantie-, Ziekte- en Ongevallenwet van 1938 kregen alle werknemers minimaal zes doorbetaalde dagen. Historicus Herman Obdeijn noemt dit „het startschot voor massatoerisme aan de Noordzeekust”.¹
Na de oorlog ging het snel. De ANWB lanceerde in 1956 de
Oranje Boekjes met 'automobilistentrips', een TUI-voorloper vloog vanaf 1961 charters naar Mallorca. Tussen 1960 en 1970 verviervoudigde het aantal Nederlanders dat naar het buitenland ging: van 400.000 naar 1,6 miljoen.
- 1938: wettelijke vakantiedagen → piek binnenlandse badplaatsen.
- 1960-1970: chartervluchten en auto-boom → buitenlandse zonreizen.
“ANWB: iets minder Nederlanders willen in 2025 op vakantie gaan”
Volgens de ANWB is in 2025 het percentage Nederlanders dat van plan is op vakantie te gaan iets lager dan voorgaande jaren, vooral door gestegen kosten, inflatie en gezondheidsredenen. In 2025 zegt iets meer dan 85% wel op vakantie te willen, terwijl 15% van de Nederlanders dit jaar thuisblijft vanwege financiële beperkingen, een voorkeur om thuis te blijven, of gezondheidsredenen.
Belangrijkste ontwikkelingen:
- Stijgende kosten: Door inflatie en duurdere vakanties besluit bijna een op de drie Nederlanders minder vaak of goedkoper op vakantie te gaan. 38% verwacht meer uit te geven dan in 2024.
- Vroeg boeken: Steeds meer mensen boeken hun vakantie vroeg; ongeveer een kwart heeft al geboekt. Velen ervaren boekingsdrukte bij populaire bestemmingen.
- Bestemmingen: Europa is het populairst (92%), met Nederland zelf als grootste individuele bestemming (41%), gevolgd door Spanje (33%) en Duitsland (28%). Verre bestemmingen, vooral Azië (Thailand, Japan), winnen aan populariteit, vooral bij jongere reizigers.
- Vakantieduur: De gemiddelde Nederlander plant 23 dagen vakantie in 202.