In sommige families worden echt meer jongens dan meisjes geboren: dit is de reden

Wetenschap
dinsdag, 22 juli 2025 om 11:55
bijgewerkt om dinsdag, 22 juli 2025 om 15:29
ANP-518218574
Soms zeggen mensen als er in een gezin al drie jongens zijn geboren: dan wordt het nu vast een meisje. Je zou denken dat die kans gewoon 50 procent blijft, maar mogelijk is die zelfs nog kleiner. Onderzoekers van Harvard ontdekten namelijk dat sommige vrouwen een genetische aanleg lijken te hebben voor het krijgen van kinderen van één bepaald geslacht.
Voor hun studie maakten ze gebruik van gegevens uit de bekende Nurses’ Health Study II en III: een langlopend gezondheidsonderzoek onder Amerikaanse verpleegkundigen. In totaal keken ze naar de geboorte van 146.064 kinderen van 58.007 vrouwen, geboren tussen 1956 en 2015.
In theorie is de kans op een jongen of meisje steeds 50 procent. Een zaadcel draagt namelijk óf een X- óf een Y-chromosoom, en dus zou het toeval moeten zijn welk geslacht een kind krijgt. De geboortedata zouden dan ook een zogenoemde binomiale verdeling moeten volgen, vergelijkbaar met het herhaaldelijk opgooien van een munt. Maar dat bleek niet het geval.
Verzwaard muntje
In plaats daarvan zagen de onderzoekers een zogenoemde beta-binomiale verdeling: alsof sommige vrouwen een ‘verzwaarde munt’ opgooien die net iets vaker op kop of munt valt. Vooral in grotere gezinnen bleek dit effect duidelijk: het kwam vaker voor dan verwacht dat ouders alleen maar jongens of meisjes hadden.
De onderzoekers hielden ook rekening met het effect dat ouders stoppen met kinderen krijgen zodra ze zowel een jongen als een meisje hebben. Daardoor kunnen gezinnen met kinderen van één geslacht oververtegenwoordigd lijken. Door de laatste geboorte van elke vrouw uit de dataset te verwijderen, filterden de onderzoekers dit effect eruit. Wat bleek? Het patroon werd nóg duidelijker zichtbaar: sommige vrouwen lijken inderdaad een voorkeur in het geslacht van hun kinderen te hebben, al is dat dus geen bewuste keuze.
Opmerkelijk was ook dat vrouwen die ouder waren dan 28 bij de geboorte van hun kind, vaker kinderen van slechts één geslacht hadden. Dat zou kunnen duiden op genetische of lichamelijke veranderingen die dit effect versterken.
Twee genen bepalend
Om te onderzoeken of er ook genetische oorzaken zijn, voerden de wetenschappers een zogeheten genome-wide association study (GWAS) uit. Daarbij vonden ze twee genen die mogelijk invloed hebben op het geslacht van het nageslacht. Het NSUN6-gen werd in verband gebracht met het krijgen van dochters en het TSHZ1-gen met het krijgen van zonen.
De studie had wel beperkingen: de gegevens kwamen uitsluitend van vrouwelijke Amerikaanse verpleegkundigen, van wie 95 procent wit was. Bovendien werden de vaders helemaal niet meegenomen in de analyse, terwijl hun genetische bijdrage uiteraard net zo belangrijk is.
Toch is dit onderzoek een eerste aanwijzing dat de kans op een jongen of meisje misschien minder toevallig is dan we altijd dachten.
Bron: Phys.org