Mensen met
dementie krijgen hun diagnose gemiddeld pas 3,5 jaar nadat de eerste symptomen zichtbaar zijn. Bij jongere patiënten kan dat zelfs oplopen tot meer dan vier jaar. Dat blijkt uit een grootschalige studie van University College London (UCL), gepubliceerd in het 'International Journal of Geriatric Psychiatry'.
De onderzoekers analyseerden dertien eerdere studies met gegevens van ruim 30.000 mensen uit onder meer Europa, de VS, Australië en China. Ze keken naar de tijd die verstreek tussen de eerste symptomen, die vaak opgemerkt door familie of mantelzorgers, en de uiteindelijke diagnose.
Problemen met diagnose wereldwijd
“Een tijdige diagnose van dementie blijft wereldwijd een enorme uitdaging”, zegt hoofdonderzoeker Vasiliki Orgeta. “Het probleem is complex en vraagt om gerichte strategieën in de gezondheidszorg.”
Slechts 50 tot 65 procent van de gevallen wordt überhaupt ooit gediagnosticeerd in rijke landen, blijkt uit de meta-analyse. In veel andere landen ligt dat percentage nog een stuk lager.
Jongdementie
Voor mensen die lijden aan jongdementie (onder de 65 jaar) duurt het vaak nóg langer voordat de diagnose wordt gesteld. Bij deze onfortuinlijke groep is het gemiddeld pas na 4,1 jaar duidelijk was er scheelt. Ook patiënten met frontotemporale dementie hebben vaak te maken met extra vertraging.
“Symptomen worden vaak afgedaan als ‘normale veroudering’”, legt onderzoeker Phuong Leung van UCL uit. “Daarnaast spelen angst, stigma en gebrek aan kennis een grote rol bij het uitstellen van hulp.”
Praktische obstakels
Volgens professor Rafael Del-Pino-Casado uit Spanje zorgen ook praktische obstakels voor vertraging. “Denk aan gebrekkige doorverwijzing, te weinig geheugenpoli’s en onvoldoende cultuurspecifieke testen.”
Orgeta pleit voor actie op meerdere fronten: “Publiekscampagnes kunnen het bewustzijn vergroten, stigma doorbreken en mensen aanmoedigen eerder hulp te zoeken. Daarnaast is betere scholing voor artsen en snelle toegang tot zorg onmisbaar.”