Liegen is makkelijker dan je denkt: vrijwel niemand heeft het door. Niet voor niets doen we het gemiddeld twee keer per dag. Daarover vertelt onderzoeker dr. Sophie van der Zee, rechtspsycholoog en leugenexpert, in Metro.
Wil je een leugenaar toch herkennen, dan is haar belangrijkste tip: wie liegt, beweegt meer. "Dat geldt voor het hele lichaam: armen, benen, romp, hoofd. Vaak kleine bewegingen die je met het blote oog nauwelijks waarneemt”, aldus Van der Zee.
Maar het is dus heel moeilijk te zien. Dat blijkt ook uit haar onderzoek. "We lieten proefpersonen interviews afnemen bij mensen die óf moesten liegen óf de waarheid moesten spreken. Vervolgens vroegen we: denk je dat deze persoon liegt? De accuraatheid was 53 procent – slechts 3 procent hoger dan toeval. Je kunt net zo goed een muntje opgooien."
Het maakt ook niet uit of je ervaring hebt met leugenaars: rechercheurs presteerden even slecht en ook ouders zien niet of hun kinderen liegen. "Mensen overschatten hun vermogen om leugens te herkennen enorm.”
Liegen is zwaar
Daar staat tegenover dat liegen zwaar is, vertelt Van der Zee. "Als je liegt, moet je de waarheid onderdrukken, een verhaal verzinnen, datzelfde verhaal onthouden, consistent blijven als je het vertelt en kunnen inspelen op onverwachte vragen. Dat kost mentale energie."
Ook speelt schuldgevoel een rol. "Mensen voelen zich vaak schuldig als ze liegen. Ze schamen zich, bang om betrapt te worden. In ons onderzoek vertellen deelnemers zich minder blij, tevreden en gelukkig te voelen als ze hadden gelogen. Al die emoties beïnvloeden gedrag. Je gaat aan jezelf zitten plukken, je lippen samenpersen of nerveuzer bewegen.”
Liegen is iets van alle geslachten en alle leeftijden, ook kinderen van een jaar of 3 doen het al. Van der Zee: "En mannen en vrouwen liegen ongeveer evenveel. Alleen om andere redenen. Vrouwen vertellen iets meer sociale leugens om aardig gevonden te worden, of de ander een goed gevoel te geven. Mannen hebben meer egoïstische redenen: imago-management, eigen gewin. Of ze willen ergens mee weg komen.”