Zelfs de fitste atleten ter wereld kunnen niet ontsnappen aan de wetten van het menselijk lichaam. Nieuw onderzoek bevestigt dat er een harde grens zit aan hoeveel energie mensen kunnen verbruiken, ongeacht training of conditie.
Het menselijk lichaam kan op de lange termijn niet meer dan 2,5 keer de ruststofwisseling verbranden. Dat betekent dat zelfs topsporters – van marathonlopers tot triatleten – op den duur niet méér energie kunnen gebruiken zonder dat hun lichaam het begeeft.
Kortstondig kan die grens wel overschreden worden, bijvoorbeeld tijdens extreme prestaties of ultramarathons, maar dat houdt niemand weken- of maandenlang vol.
Een biologisch plafond
Het onderzoek volgde 14 eliteatleten, waaronder hardlopers, wielrenners en triatleten, gedurende een jaar. De wetenschappers lieten deelnemers water drinken met twee soorten stabiele isotopen, waarna via urine werd gemeten hoeveel energie het lichaam daadwerkelijk verbruikt.
De atleten registreerden hun trainingen en wedstrijden gedetailleerd gedurende 52 weken. Uit de data bleek dat ze gemiddeld ongeveer 4.000 kilocalorieën per dag verbrandden, zo’n 2,4 keer hun basale metabolisme.
Slechts zelden gingen ze daar structureel bovenuit. Tijdens extreme evenementen, zoals een 24-uursrun over de Appalachian Trail, liep het energieverbruik tijdelijk op tot wel zeven keer de ruststofwisseling, maar die pieken bleken kort en uitzonderlijk.
Lichaam op de rem
Na zo’n dertig weken intensieve training begint het lichaam zichzelf te begrenzen. De spijsvertering, het immuunsysteem en het herstelproces vragen steeds meer energie, waardoor er minder overblijft voor extra inspanning. Slechts vier van de onderzochte atleten bleven na dertig weken iets boven het gemiddelde plafond van 2,5. Hun verbruik lag rond 2,7 keer hun rustmetabolisme.
De onderzoekers schrijven dan ook: “Atleten in deze studie overschreden de voorgestelde metabole grens nauwelijks.” Alleen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld bij wereldrecords op ultralange afstanden, lijken hogere waarden haalbaar.
Volgens de wetenschappers toont dit aan dat er een natuurlijke bovengrens bestaat aan het menselijke uithoudingsvermogen. Training en techniek kunnen prestaties verbeteren, maar het lichaam heeft een duidelijke limiet.