Moe, somber, duizelig, we hebben er allemaal weleens last van. Het is dan ook niet direct reden tot zorg. Maar dit soort klachten kan een teken zijn van MS.
Een nieuwe Canadese studie laat zien dat mensen die later MS krijgen, vaak al meer dan tien jaar eerder mentale en lichamelijke klachten hebben. Volgens de onderzoekers kan dat het begin zijn van een "prodromale fase": een periode waarin de ziekte zich nog niet volledig openbaart, maar het immuunsysteem al begint af te wijken.
De onderzoekers, onder leiding van epidemioloog Marta Ruiz-Algueró van de University of British Columbia, bestudeerden de medische dossiers van ruim 2000 Canadese MS-patiënten en vergeleken die met een controlegroep van meer dan 10.000 mensen zonder MS.
Daaruit bleek dat mensen die later MS kregen, al 15 jaar voor de diagnose vaker bij de huisarts kwamen met klachten als vermoeidheid, hoofdpijn, angst of depressie. Rond acht à negen jaar vóór de diagnose zochten ze opvallend vaak hulp bij neurologen en oogartsen, waarna het aantal bezoeken voor fysieke klachten toenam.
"We beginnen pas net te begrijpen wat die vroege waarschuwingssignalen zijn," zegt Ruiz-Algueró.
"Psychische klachten lijken tot de eerste aanwijzingen te behoren."
Bijna 3 miljoen mensen
MS treft wereldwijd ongeveer 2,8 miljoen mensen en ontstaat wanneer het immuunsysteem de beschermlaag van zenuwcellen (de myelineschede) aanvalt. Dit kan leiden tot pijn, gevoelloosheid, krachtsverlies, wazig zien, concentratieproblemen en in ernstige gevallen zelfs verlamming.
Collega-onderzoeker Helen Tremlett benadrukt dat klachten als vermoeidheid en depressie vaak voorkomen en meestal géén teken van MS zijn. Toch zouden deze vroege signalen in de toekomst kunnen helpen om mensen met een verhoogd risico eerder op te sporen.
"MS is lastig te herkennen, juist omdat de eerste klachten zo algemeen zijn," zegt Tremlett.
"Maar als we ze beter leren duiden, kan dat de weg vrijmaken voor vroegere diagnose en behandeling."
Er is nog geen behandeling die MS volledig kan stoppen, maar sommige therapieën remmen wel de terugval. Nieuwe inzichten, zoals deze, bieden hoop op nog eerdere tussenkomst en wie weet, ooit zelfs preventie.