In het nieuwe pensioenstelsel wordt 2026 voor miljoenen Nederlanders een uitzonderlijk goed pensioenjaar, maar wie pas later overstapt, moet genoegen nemen met een veel bescheidener plus.
Op 1 januari 2026 gaan 36 pensioenfondsen over op het nieuwe stelsel. Zij hebben samen 11 miljoen deelnemers. Daar zijn de grootste stijgingen.
PFZW, het pensioenfonds voor de zorg met zo’n 3 miljoen deelnemers, meldt dat het er “goed voor staat” en dat de
pensioenen in 2026 “voor bijna iedereen omhoog” gaan, mede doordat bij de overstap naar de nieuwe regeling een groot deel van de reserves kan worden uitgekeerd. In november kwam de dekkingsgraad uit op 124 procent: voor elke 100 euro aan huidige én toekomstige verplichtingen ligt er 124 euro in kas, waardoor ruimte ontstaat voor een eenmalige extra verhoging bovenop de al eerder aangekondigde stijging. Als de gunstige rente en beleggingsresultaten tot het eind van het jaar aanhouden, kan de verhoging volgens het fonds “nog wat meer omhoog dan de eerste berekening liet zien”, wat neerkomt op een mogelijke sprong van rond de
12 tot 14 procent voor zorgpensioenen in 2026.
Mogelijke sprong van rond de 12 tot 14 procent voor zorgpensioenen in 2026.
PFZW staat niet alleen. Ook
bpfBOUW, het fonds voor de bouw, profiteert sterk van de opgelopen dekkingsgraden: de beleidsdekkingsgraad bedroeg eind november 2025 131,8 procent, wat de weg vrijmaakt voor verhogingen die eerder al in de buurt van 20 procent werden geraamd voor bouwvakkers die op 1 januari 2026 overstappen. Dat zijn bedragen die in het oude stelsel ondenkbaar zouden zijn geweest, juist omdat fondsen daar verplicht grote buffers aanhouden om elk risico op verlaging af te dekken. De nieuwe regels laten toe dat een deel van die ‘oppot-buffers’ bij de overgang wordt uitgedeeld.
Dat laat meteen zien hoe groot de kloof wordt tussen deelnemers die op 1 januari 2026 meeverhuizen naar het nieuwe stelsel en mensen die nog een paar jaar in het oude systeem blijven hangen. Pensioenfonds PGB, dat pas in 2027 wil overstappen, verhoogt de pensioenen per 1 januari 2026 met slechts 1,7 procent, terwijl de inflatie rond de 3 procent lag. Volgens het fonds dwingt het oude financiële toetsingskader tot “heel voorzichtig indexeren”, ondanks een beleidsdekkingsgraad van zo’n 123 procent. Bij ABP, het grootste fonds van Nederland, komt er in 2026 2,84 procent bij, precies genoeg om de prijsstijging tussen september 2024 en september 2025 te compenseren, maar zonder extra inhaalstap.
Tegelijkertijd is het feest van de forse verhogingen nadrukkelijk eenmalig. De
Wet toekomst pensioenen is zo ingericht dat pensioenfondsen hun oude reserves maar één keer kunnen ‘opeten’: wat in 2026 wordt uitgedeeld, kan later niet nog eens worden gebruikt als schokdemper. Na de overstap zullen de jaarlijkse aanpassingen vooral afhangen van beleggingsresultaten, die over meerdere jaren worden uitgesmeerd om schommelingen te dempen. Dat betekent dat gepensioneerden in de nieuwe regeling relatief goed worden beschermd tegen dalingen, maar dat spectaculaire plusjes zoals in 2026 niet snel terugkomen; jongere deelnemers krijgen juist meer met schommelingen te maken, omdat zij volgens de wet meer risico mogen lopen in ruil voor een mogelijk hoger rendement op lange termijn.
Intussen dendert de transitie door: per 1 januari 2026 stappen 36 pensioenfondsen met samen ongeveer 11 miljoen deelnemers over naar het nieuwe stelsel, goed voor 59 procent van alle mensen die uiteindelijk onder de nieuwe regels vallen. De Eerste Kamer verlengde de transitieperiode onlangs tot 1 januari 2028; uiterlijk dan moeten alle pensioenregelingen zijn omgezet. Wie nu nog niet ‘meedoet’ aan de goednieuwsshow van 2026, krijgt dus later alsnog met het nieuwe stelsel te maken – maar zonder de megaverhoging die PFZW en bpfBOUW nu in het vooruitzicht stellen.