Wie regelmatig in de auto zit, staat er zelden bij stil, maar banden slijten. Niet in één keer, maar stukje bij beetje. En al die verloren stukjes rubber en plastic verdwijnen niet zomaar. Ze belanden vaak in rivieren, meren en uiteindelijk in de zee, waar ze schade aanrichten aan vissen, schelpdieren en mogelijk ook aan de mensen die ze eten.
Onderzoekers van de Universiteit van Mississippi wilden precies weten waar al die plasticdeeltjes blijven en wat we eraan kunnen doen. Ze vonden tienduizenden deeltjes van autobanden in regenwater dat via wegen, parkeerplaatsen en goten het oppervlaktewater bereikt. Het gaat om minuscule stukjes synthetisch rubber, ook wel microplastics genoemd, die uit je banden vrijkomen door wrijving met het asfalt. Per jaar verdwijnt er wereldwijd zo’n 6 miljoen ton plastic in de oceaan en naar schatting is bijna de helft daarvan afkomstig van autobanden.
De impact op dieren is inmiddels duidelijk. Vissen en krabben verwarren de rubberdeeltjes met voedsel. Daarbij krijgen ze ook giftige stoffen binnen, zoals 6PPD-Q: een chemische stof die vrijkomt uit autobanden en al in verband is gebracht met sterfte onder zalm en andere vissoorten. Zelfs in de urine van mensen in drukke steden zijn sporen van deze stof teruggevonden. Wat dat precies betekent voor de menselijke gezondheid is nog niet volledig duidelijk, maar er zijn aanwijzingen dat 6PPD-Q schadelijk kan zijn voor organen zoals de lever, nieren en longen.
Natuurlijk filter
Tijd dus voor actie, vinden de onderzoekers. Omdat het vervangen van schadelijke stoffen in autobanden technisch nog lastig is, zoeken ze naar manieren om de vervuiling onderweg tegen te houden. Hun oplossing: een soort natuurlijke filter, gemaakt van plantenresten zoals houtchips en biochar, een houtskoolachtig materiaal dat wordt gemaakt van bijvoorbeeld rijsthulzen. Biochar is poreus en heeft een groot oppervlak, waardoor het in staat is om allerlei verontreiniging aan zich te binden. Ook houtchips blijken goed te werken, vooral omdat ze rijk zijn aan organische stoffen die bandenstofjes vasthouden.
In hun proefopstelling in Oxford, Mississippi, plaatsten de onderzoekers sokken gevuld met biochar en houtchips bij de uitgang van regenwaterafvoeren. Vervolgens verzamelden ze watermonsters tijdens regenbuien, voor en na plaatsing van de filters. Het resultaat: tot 90 procent minder bandenslijpsel in het water.
Goedkope oplossing
Het succes van de proef biedt hoop. Biofilters zijn goedkoop, kunnen lokaal geproduceerd worden uit landbouwafval en zijn relatief makkelijk te plaatsen in drukke stedelijke gebieden of langs snelwegen. Wel moeten de filters regelmatig worden vervangen, omdat ze na verloop van tijd verzadigd raken. Ook is het belangrijk dat de gebruikte materialen schoon zijn: ongefilterd organisch afval kan zelf ook ongewenste stoffen afgeven.
Hoewel er nog vervolgonderzoek nodig is, vooral naar het grootschalig toepassen van deze methode, lijkt de inzet van plantenafval een veelbelovende manier om een groeiend milieuprobleem te bestrijden. Autorijden zal voorlopig niet verdwijnen, maar met simpele middelen valt wel te voorkomen dat elk ritje ook bijdraagt aan vervuiling op je bord.