Een groot internationaal onderzoek kwam onlangs tot de verontrustende conclusie dat jongeren overal ter wereld minder gelukkig zijn dan vroeger. Ze hebben meer psychische problemen, ervaren te veel druk en zijn lang niet zo zorgeloos als ze horen te zijn.
Journalist en auteur Matt Richtel onderzocht dit fenomeen uitvoerig voor zijn boek How We Grow Up: Understanding Adolescence en deelt inzichten over de oorzaken en mogelijke oplossingen met CNN.
Volgens Richtel is de kern van het probleem dat het tienerbrein extreem gevoelig is voor prikkels. Jongeren krijgen dagelijks een stortvloed aan informatie te verwerken van school, vrienden, sociale media en de maatschappij in het algemeen. Die overload kan leiden tot piekeren, angst en gevoelens van hopeloosheid. “Hun hersenen staan op scherp in een wereld die razendsnel verandert”, legt hij uit.
Niet alleen social media
Hoewel vaak gewezen wordt naar telefoons en apps, ziet Richtel een bredere oorzaak. In de jaren ’80 worstelden jongeren massaal met drankmisbruik, verkeersongevallen en vroeg seksueel experimenteren. Die problemen zijn inmiddels veel kleiner, maar de onderliggende uitdaging blijft: de overgang van kind naar volwassene is altijd een turbulente periode. Smartphones spelen zeker een rol – te veel schermtijd verdringt slaap, beweging en sociaal contact – maar het is geen kwestie van simpelweg de telefoon afpakken.
Adolescentie draait om het balanceren tussen wat ouders meegeven en wat jongeren zelf ontdekken. Dat levert spanning op: wat doe je met de waarden die je thuis hebt meegekregen, terwijl de wereld om je heen misschien iets heel anders laat zien? Die zoektocht wordt versterkt door het feit dat de puberteit tegenwoordig eerder begint, waardoor kinderen al jong met volwassen gevoelens en dilemma’s worden geconfronteerd.
Waarom ze niet luisteren
Veel ouders ervaren dat hun pubers plots doof lijken voor ouderlijke adviezen. Richtel wijst erop dat dit evolutionair verklaarbaar is: jongeren oefenen om zelfstandig te worden en richten zich daarom op leeftijdsgenoten en anderen buiten het gezin. Dat kan botsen, maar “het is geen teken dat je kind je haat, het hoort erbij”, aldus Richtel.
Deze generatie zit daarbij veel meer in hun hoofd. Waar jongeren vroeger hun grenzen fysiek verkenden – klimmen, vallen, stoeien – vindt dat avontuur nu veel meer binnenskamers plaats. Het resultaat: minder gebroken botten, maar meer mentale worstelingen. Daarbij spelen ook nieuwe vragen over identiteit, gender en toekomst, onderwerpen die eerder nauwelijks werden besproken.
Wat ouders kunnen doen
Wanneer tieners overspoeld raken door emoties, is het volgens Richtel cruciaal dat ouders niet direct met rationele argumenten komen. Een kind dat roept: “Iedereen haat me!” heeft op dat moment vooral behoefte aan ontlading, niet aan een discussie. Praktische manieren om spanning te reguleren zijn beweging, letterlijk een koude douche of simpelweg tijd nemen om te kalmeren.
Therapie kan helpen, bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie, maar ook zonder professionele hulp kunnen ouders veel betekenen. Het belangrijkste is om te luisteren, aanwezig te zijn en niet elke uitbarsting persoonlijk op te vatten. Want ondanks alle twijfels en gesloten blikken, blijven ouders volgens Richtel de grootste invloed in het leven van hun kinderen.